Ik voelde al nattigheid toen ‘s avonds laat mijn mand achterop de fiets werd gebonden. Bakje voer in een tas aan het stuur en ik rennend er naast. Dan weet je al dat er iets niet in de haak is. En natuurlijk vond ik het leuk om even Kenai te zien, mijn oude boxervriend aan de andere kant van het dorp, toch bleef ik dicht bij mijn baasje staan. Sterker nog, ik klom direct op schoot zodra ze haar billen op een stoel zette. Niks spelen, niks snuffelen, niet even extra uitgebreid begroeten, nee, vastklemmen die baas, want er is stront aan de knikker.

Het duurde dan ook niet lang of baasje glipte de deur uit, mij achterlatend voor een nachtje. De volgende ochtend stond grote baas op de stoep. “Ja Drop, we moeten het samen zien te rooien deze week. Wij, mannen, zullen voor elkaar moeten zorgen. Met z’n tweetjes Drop, een hele week. Baasje is gevlogen en ze heeft het jongste puppenkind ook meegenomen.”

Ik moet zeggen, de grote baas hield de routine er goed in. Elke ochtend mijn normale wandeling met Saar, de labrador. Tussen de middag een wandeling over het industrie terrein. Aan het eind van de middag een rondje door het dorp en ‘s avonds weer naar het uitlaatterrein. Nee, ik kwam niets te kort. Grote baas had zelfs zijn hele computerapparatuur naar beneden gesleept zodat ik niet te lang alleen zou zitten. Hij deed dat voor mij, zei hij, dan voelde ik mij niet alleen, hoewel ook hij het baasje miste. Meer dan dat hij wilde toegeven. “Het is koud in huis, zonder baasje” zei hij dan en dan stak hij de houtkachel maar weer aan. Het is stilletjes in huis, zonder baasje, en dan keken we samen een Netflixserie. Baas op de bank en ik op schoot.

Het huis was leeg, opgeruimd, netjes en aan kant. Niks te zien van de chaos die baasje altijd met haar mee brengt. Geen rare muziek en zwierende armen door de kamer als er weer een meeblèèrliedje op de radio kwam. Geen tafel vol rotzooi en alle jassen en schoenen door de kamer heen geslingerd. Geen uren zoeken naar de riem, de sleutels of haar portemonnee. Nee, het leven ging stilletjes, gestructureerd en zonder gedoe voorbij.

Op een avond, ik sliep bijna in, zei grote baas; “Ga je mee Drop? Dan gaan we weer wat vrolijkheid in ons leventje brengen”. Dus hup in de auto. Ik snapte er niets van. Het was baasjes auto waar grote baas normaal gesproken niet in rijdt. Maar ik mopperde niet, hij nam mij tenminste mee en dat is meer dan wat je van mijn baasje kon zeggen.

Het leek eindeloos te duren, die rit. In het donker, met zachtjes de radio aan, reden we naar de andere kant van het land. Op een verlaten parkeerterrein stapte grote baas uit. “We zijn er Drop.” En daar stonden we dan, in de wind en de kou, te wachten blijkbaar, want grote baas zette geen stap meer. Een metertje of 50 verderop stond een gebouw met een glazen wand. Binnen waren de lampen aan. Het krioelde van de mensen. Ze stonden ook te wachten en keken naar een draaiende band waar koffers op verschenen. Na een poosje ging de glazen wand open. De eerste mensen kwamen naar buiten. De stroom kwam gestaag op gang. Ik zat naast de baas en keek hoe de mensenmassa in mijn richting kwam. Alsof de wereld plotseling tot stilstand kwam, hoorde ik daar de zoetgevooisde stem van mijn baasje. “Droppie!” Grote baas koppelde mijn riem los. Ik hoorde nog een keertje; “Droppie” en ik begon te rennen. De mensenmassa week spontaan uiteen. Koffers en tassen schoten door de lucht. Ik trok een sprint, in 1 rechte lijn richting haar stem, de stem, die stem die bij mijn baasje hoort. Ik zag haar staan achter een vrij forse man. Hij kon nog net op tijd zijn benen wijd doen om mij er door te laten. Met een krachtige sprong belande ik in de armen van mijn baasje. Mijn tong boorde ik in haar rechterneusgat. Mijn staart zwaaide in propellerstand haar handtas van haar schouder en mijn nagels zette ik vast op haar boezem. Ze rook naar zon, zee en zout zweet, ze rook naar baasje, mijn baasje.

Natuurlijk heb ik ook even het puppenkind begroet. Ik ben de beroerdste niet. Maar ik hield vooral het baasje in de gaten. In de auto heb ik mijn snoetje in haar nek gelegd. Haar geur was zo vertrouwd. Bij thuiskomst slingerde ze haar jas over de stoel, haar schoenen schopte ze onder de tafel en haar tas met inhoud strooide ze door de woonkamer heen. De grote baas heeft goed voor mij gezorgd, maar ach, wat heb ik haar gemist.


0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *