“Wordt het niet eens tijd, Drop, dat je vrienden gaat maken in je nieuwe woonplaats? Je woont hier al een maand, dus hup, actie, in de benen. Ik weet dat je het druk heb als opzichter van de bouw maar er moet ook tijd zijn voor ontspanning. En dat doe je met je vrienden.”
Ik kijk naar mijn baasje en mompel; alsof jullie al veel nieuwe vrienden hebben gemaakt. Ja, bij de bouwmarkt, waar je zo’n drie keer per dag komt. Daar kennen ze je bij naam en toenaam. Zelfs ik mag mee naar binnen ondanks het bordje ‘verboden voor honden’. Hoewel, toen ik van de week midden in gangpad 9 de boodschappenmandjes op wieltjes aanviel, ze duidelijk hun wenkbrauwen fronsten. Maar die bakjes die je achter je aan sleept zijn levensgevaarlijk, hoor. Tenminste wel vanuit mijn gezichtspunt, dus ik heb ze even flink op hun plaats gezet, die bakjes en nu rollen ze niet meer.
“Nee Drop, zulke vrienden die bedoel ik niet. Vrienden om mee te spelen, te knuffelen, je geheimen mee kunt delen. Vrienden voor het leven.” Nu woont er sinds kort aan de overkant van ons huis een jonge dame. Ze sleept dagelijks met allerlei meubelstukken en heeft al een paar keer aangeklopt om de trap te lenen en dat soort dingen. Die lijkt mij wel aardig, daar kan ik wel vrienden mee worden. Dus toen ik haar vanochtend zag, in de straat en de poort van de tuin stond open, heb ik een sprintje getrokken. Ze was bezig, op haar hurken, in de voortuin om een kast uit elkaar te halen, toen ik haar een knuffel wilde geven. Kon ik weten dat ze niet zo stabiel op haar hurken kon zitten. Of lag het aan mijn toch niet zo’n subtiele kopstoot die ik midden op haar borst had geplaatst? In ieder geval lagen we samen in de voortuin. Buurvrouw en ik. En het deurtje van de kast die niet los wilde, lag er nu naast, volledig uit de hengsels getrokken. Terwijl mijn baasje bezig was de schade te repareren, fluisterde ze zachtjes… “Zo maak je geen vrienden Drop. Dit is niet hoe het werkt.”
Even later zat ik weer in de tuin, de poort was dicht gedaan. Geen kans om te ontsnappen en buurvrouwen te omhelzen. In mijn ooghoeken zie ik een auto met caravan voorbij komen. Ook weer buren die terug zijn van vakantie. Het wordt weer gezellig druk in de straat. Meer kans om vrienden te maken. Als even later, met een forse ruk, onze poort wordt opengetrokken door de buurvrouw van de caravan om te vragen of baasje haar auto wilde verplaatsen, schrok ik zo, dat mijn alarm af ging. Uit het diepste van mijn tenen, kwam mijn zware baritonblaf die minstens drie dorpen verder ook nog te horen was. De overbuurvrouw heeft met een zwaai de poort weer dicht gegooid en met de snelheid waar Femke Bol nog een puntje aan kon zuigen, schoot ze haar eigen huis weer in. En mijn baasje mompelde weer; “zo maak je geen vrienden, Drop. Dit is niet hoe het werkt”.
Dan maar aan de wandel. Je weet tenslotte nooit wie of wat je tegen komt. Een wijkje verderop is een kinderboerderij. Ook ik mag daar komen, zolang ik maar aan de riem zit. Eerste wei, Emoe’s. Ze zijn prachtig maar die lange nek met de brede snavels en die gigantische poten… ik weet niet of ik daar vrienden mee kan worden. De kippen, ganzen, eenden en zwanen, laat ik links liggen. Ik vind zwemmen heerlijk hoor, maar ze zijn vaak territoriaal en laten anderen niet mee zwemmen in hun vijver. Dan zie ik een oversized blonde poedel met zo’n toef krullen op z’n kop. Alpaca’s noemde mijn baasje ze. De eerste kennismaking verliep best redelijk maar om nou direct naar mij te spugen, ging mij toch iets te ver. En dan hoor ik roepen; “Mevrouw en uw boxer, we komen er aan hoor. Misschien wilt u een klein stapje naar achteren doen.” En daar kwam ze, een struise jongedame rammelend met een blik voer. In haar kielzog een hele kudde geiten. Mmmmm, ze zijn niet veel groter dan dat ik ben. Misschien zitten hier wel vrienden tussen. Dan komt een geit met een sik tot aan zijn enkels strak op mij aflopen. De dame schudt nog een keer extra met haar voerblik en probeert de aandacht van de geit te pakken te krijgen. Geit loopt stug door, recht op mij af. Ik maak rechtsom keert. Ga achter mijn baasje staan en terwijl ik de staart tussen met eigen benen duw, duw ik mijn neus tegen de knieholtes van mijn baas. Maak jij maar nieuwe vrienden hoor. Ik zie het even niet meer zitten. Terwijl baas en ik een veilig heenkomen zoeken, eet de geit heel nonchalant het graspolletje op wat naast de plek stond waar wij stonden te kijken… “Zie je wel Drop, jullie hadden best vrienden kunnen worden” zegt de baas als we op een holletje de benen nemen. Maar ik hou het eventjes voor gezien.
1 reactie
Hans · 25 augustus 2024 op 16:04
sterkte Drop, vrienden maak je niet zo makkelijk. geduld, dat werkt het beste.