Mijn tas is al gepakt. Onderin mijn diepgevroren vleesjes, dan mijn reserve voer- en waterbak en bovenop mijn speelgoed. Telkens als mijn baasje niet kijkt, stop ik mijn bal ook in de tas. En even zo vaak haalt mijn baasje de bal er weer uit. “Het gaat niet passen, Drop, de tas zit vol, de sloten staan vol ijs dus je bal gaat niet mee.” Ik kijk haar aan en denk; ‘moet jij eens opletten’ en opnieuw prop ik de bal in de tas.

Ik ga logeren, hoe leuk is dat. Mijn baasjes gaan op werkbezoek met het vliegtuig. Dus ik kan niet mee. Het leuke van logeren is, dat er dan van alles mag en kan wat thuis niet mag. De regels van het logeerhuis zijn leidend. Daarnaast moet logeren vooral gezellig zijn voor beide partijen. Dat betekent extra activiteiten.

Voor korte logeerpartijtjes kan ik altijd bij één van mijn vriendinnen terecht. Een middagje of een avondje bankhangen en klieren is meestal wel snel te regelen. Weekendjes weg breng ik door bij Jan en Coen, ook heel gezellig met lange wandelingen op het Kootwijkerzand. Maar 6 dagen logeren, dat is andere koek. Dus ik had mijn voorkeur uitgesproken voor het oudste puppenkind van mijn baasjes. Toen ik een heel klein Dropje was, woonde hij nog thuis bij mijn baasjes, maar na een poosje vertrok hij naar een eigen huis. Elke keer als puppenkind nu op visite komt bij mij thuis, vreet ik hem op, hang ik op schoot, kwijl ik zijn oor vol en laat mijn haren achter op zijn glanzende, glimmende broek en jasje.

“Ik werk wel een weekje vanuit huis” zei het oudste puppenkind. “Het komt wel goed, we redden het wel samen.” Dus daar ging ik met een tas vol vlees, speelgoed en mijn bal. Van opwinding zat ik de hele weg in de auto stijf rechtop in de achterbak. Ik verheugde me zo op het logeerpartijtje. Wat zou hij voor mij in petto hebben? Welke activiteiten gaan we doen? Wat mag ik daar wel wat ik thuis absoluut niet mag?

Na drie kwartier rijden vloog ik uit de auto. Ik wist waar zijn huis woonde en stond al snel in zijn voortuin te springen. ‘Doe open die deur, want ik weet dat je er bent’. Bij binnenkomst ramde ik de verwarming, de kopjes op de salontafel, de laptoptas in de woonkamer en de stapel lege flessen in de keuken. Toen sprong ik op schoot en sloeg mijn poten om zijn nek. Ik fluisterde in zijn oor; ‘ik blijf bij jou, heel dicht bij jou, de hele week. En gaan we nog iets leuks doen?’

Als mijn baasjes zijn vertrokken, zit ik nog steeds op schoot, klemvast bovenop het puppenkind. Ik heb er zin in….

De volgende ochtend heeft het puppenkind de grootste verrassing van mijn dromen geregeld. Sneeuw! En niet zo’n beetje. Speciaal voor mijn logeerpartij ligt er sneeuw. Hoe mooi is dat. We glijden en we glibberen. Ik trek het puppenkind omver omdat hij zijn kantoorschoenen aan heeft met leren zolen. Mijn bal, die ik toch stiekem in de tas had gepropt, verdwijnt in de sneeuw op het ijs. Puppenkind loopt natte voeten op om de bal te redden. Waar ik normaal gesproken ‘s avonds na 8 uur niet meer te porren ben voor een wandeling, wil ik nu niet meer naar bed en trek ik het puppenkind om half 12 ‘s nachts door de straten van de stad. En het blijft sneeuwen. Kunnen we niet naar buiten omdat er toch gewerkt moet worden met een laptop op schoot, dan trek ik aan zijn broekspijpen voor aandacht, gooi ik de bal onder de bank en blaf dan door de vergadering heen want zelf kan ik de bal niet pakken. Duurt het laptopwerk te lang naar mijn zin, dan plant ik mijn voorpoten op het toetsenbord. Succes verzekerd, Ik raak altijd wel een keer het uitknopje.

Baasje kwam mij halen op vrijdagavond. Ik vond het lastig om het puppenkind achter te laten maar ik wilde ook wel mee naar huis. Ik bleef maar drentelen totdat het baasje daadwerkelijk haar autosleutels pakte. Thuis gekomen ben ik in mijn mand gedoken. De grote baas heb ik zelfs niet meer begroet. Want ik was moe, zo moe… Pas op zondag ben ik weer een beetje bijgetrokken. Logeren is zo leuk…


0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *