“Haar ouders gaan op vakantie en ze kan niet mee, Drop, dus komt ze bij ons logeren”. Ik kijk mijn baasje aan. Hoe bedoel je, ze komt bij ons logeren? Over wie heb je het? En wat is logeren? En dan stopt er een grote zwarte auto voor de deur. Zo’n donkere, met getinte ramen. “Daar is ze, Droppie, ga maar gauw kijken.” Ik schiet de tuin uit en ren naar de stoep. De auto ruikt naar hond. Mijn staart gaat als een propeller heen en weer. Wat zal er in zitten? Wie zal er in zitten? Dan stapt er zo’n lang mensenkind uit. En nog eentje. Interessant maar niet wat ik zoek, want ik ruik een viervoeter. Waar is ze toch? Dan gaat de achterklep van de auto open. Met een geweldige vaart schiet een lichtbruine schim de auto uit. Ik knipper met mijn ogen en ze is al weer weg. Ik knipper nog een keer en ze staat weer voor mijn neus. Een gele boxerteef met een zwart masker, genaamd Dirkje.
Ik heb haar wel eens eerder ontmoet, in het bos, bij haar thuis en ze is ook een keer op visite geweest. Dat ging altijd met een hoop gedoe gepaard. Dirkje is druk, hieperderpiep druk. En ik, Droppie, heb wel energie maar een echte adhd’er ben ik niet. Dus probeer ik met haar te praten, zachtjes, zoals ik ben, soms iets harder omdat ze niet zo goed luistert naar mij en heel soms ga ik gewoon bovenop haar zitten. Nou is het klaar, roep ik dan. Maar erg veel indruk maak ik niet. Ook nu maak ik geen enkele indruk als Dirkje in al haar onbesuisdheid mij op mijn eigen oprit wil plat leggen. De brul van mijn baas maakt wel indruk op dit teefje. Gelukkig. Dus nu kunnen we samen de tuin in. Ze snuffelt en ruikt. Loopt het huis in, de garage en de schuur. “Maak je maar geen zorgen Droppie, “ zegt mijn baas. “Ze blijft maar drie weken.” WAT !! Drie weken ??? Drie weken eten, slapen, spelen met dit teefje naast mij? Maar hoe dan? Moet ik mijn vrouwtje delen? Ik kijk mijn baasje nog een keer aan. Dit meen je toch niet?
De mensenkinderen nemen afscheid. Dirkje heeft geen oog voor de wegrijdende auto. Een laatste knuffel kan er zelfs niet vanaf. Nee, Dirkje heeft alleen oog voor mij. Ze gooit echt alles in de strijd om mijn aandacht te vangen. Ze botst met haar magere lijf tegen mijn billen. Ze danst om mij heen. Ze neemt sprintjes, draait rondjes, echt alles haalt ze uit de kast. En ik, ik ga er even bij liggen. En ik denk, dat worden drie lange, lange weken.
Na wat gemopper en gedoe van mijn kant, begin ik haar toch wel lief te vinden. In mijn buikje kriebelen vlindertjes, onder mijn buikje kriebelt er ook wat. Tja, de liefde van een man, komt in alle vormen ten uiting. Ook bij mij. Dan laat ik mij uitdagen. Ik ren achter haar aan. Ik laat mij tackelen en we spelen zelfs haasje over. De laatste bloemetjes knakken van de steeltjes af. We graven samen een groot gat in de aarde bij mijn uitkijkpost en storten onze warme lijven op de koele aarde.
Misschien, denk ik bij mijzelf, als mijn ogen dicht vallen van vermoeidheid, misschien zijn die drie weken wel helemaal niet zo lang. Misschien zijn die drie weken wel te doen. Misschien, heel misschien, zijn die drie weken wel te kort. Eerst maar eens samen de nacht door komen… Dirkje en ik.
1 reactie
Hanneke · 12 juli 2021 op 16:33
Oh jee! Oh Drop!! Laat je niet op je kupke zitten, jongen! . En misschien, heel misschien inderdaad wordt het superleuk.