Noem mij lui of ongeïnteresseerd, in ieder geval zie ik het nut niet zo in om waaks te zijn. Ik heb mijn periodes hoor. Dan bedenk ik dat ik om elke scheet moet blaffen maar meestal komt zo’n periode alleen in mijn dromen voor. In het normale leven mag je op de voordeurbel duwen, op de achterdeur kloppen en stiekem naar binnen sluipen, ik slaap gewoon door.
Op het uitlaatterein word ik doof geblaft door tetter en toeter, de twee herders, die om een bijzondere reden het heerlijk vinden om alleen in mijn oren te blaffen. Mijn labradorvriendinnen vinden de herders niet interessant genoeg blijkbaar, want ze tetteren alleen in mijn oren. En ik, ik negeer ze en trek mijn waffel niet open.
Natuurlijk blaf ik wel eens. Om mijn baasje uit te dagen of als de grote baas thuiskomt. Dan waarschuw ik het baasje dat hij in aantocht is. Dat is handig want dan kan ze nog dingen verstoppen in de kast zodat de grote baas het niet ziet. Haar vriend of zo 😉
Alle gekheid op een stokje, ik ben gewoon geen blaffer. Nooit geweest. En trouwens, mijn vrouwtjesbaas staat haar mannetje wel hoor.
Zaterdagmiddag, baasje gaat naar een collega. Gezellig samen eten en van te voren een wandeling. Want ik ben ook uitgenodigd. Nu ben ik overal voor in, vooral voor wandelingen in onbekend gebied. Daar ruikt het anders, lekkerder, vernieuwend. Zo gezegd, zo gedaan. We stappen samen in de Tweety en rijden naar een pittoresk dorpje. In de oude kern, bij de smalle straatjes stoppen we voor een prachtig klein monumentaal huisje. “Hier moet het zijn, Drop” zegt mijn baasje. “En je weet het, gedraag je, anders mag je nooit meer mee.” Ik haal mijn neus op en denk, tuurlijk baasje, gooi er maar een loos dreigement tegenaan want wat er ook gebeurt, ik ga altijd mee. Dat zijn zo de afspraken tussen ons twee.
Enfin, we komen aan bij het huisje. Na de begroeting en een kleine rondleiding door de tuin, stappen de collega en mijn baasje in hun laarzen. “Op naar het bos, Drop. Even de benen strekken voordat we gaan eten.
Als we terug komen van de wandeling, krijg ik mijn vleesje en moet ik verplicht op mijn kussen liggen. De dames zitten aan tafel heerlijk hun soep naar binnen te lepelen. Het is rustig in het huisje. Met een tevreden snoetje kijk ik naar de twee vrouwen, een zacht geronk komt uit mijn keel. En dan hoor ik het; het geluid. Een keiharde bel rinkelt aanhoudend. Ik bedenk mij geen moment. Mijn baasje, zit daar met haar vrouwelijke collega, twee dames in nood en ik ben de enige redder in de buurt. Ik vlieg van mijn kleed. Zwaar geblaf rolt uit mijn bakkes. Terwijl ik lawaai blijf maken, ren ik naar de voordeur, want daar moet het gevaar vandaan komen. Ik blaf en grom alsof de dood op mijn hielen zit. Terwijl ik bij de voordeur sta, steekt mijn baasje haar hoofd om de hoek. “Gaat het Drop? Heb je de vijand weggejaagd? Goed hoor, maar je weet dat het de eierwekker was die afging?”
Luid lachend zitten de dames even later weer aan tafel terwijl ik mijn rug beschamend naar ze toe draai. Eierwekker, weten ze dan niet hoe gevaarlijk die dingen zijn dan?
0 reacties