Wel verhip! Zie ik het goed? Het lijkt wel of ik in de spiegel kijk. Ik knipper nogmaals met mijn ogen.

Baasje en ik zijn net aan komen rijden. De auto is geparkeerd op de oprit van een huis. Samen staan we te kijken wat er uit de poortdeur gaat komen. “Even geduld, Drop”, zegt ze, “je gaat een heel bijzonder iemand ontmoeten.” Mijn billen komen langzaam in de wiebelstand. Ik ken de dame die hier woont. Zij komt ook altijd op de club. Zij is de dame van de lekkere snacks en worstjes en de mama van Max, de senior. Maar Max is er toch niet meer?

Dan gaat de poort langzaam open. Ja, het klopt, zij is het! Maar waarom duurt het zo lang voordat ze naar mij toe komt? Waarom mag ik niet gewoon even een stormloopje nemen en tegen haar op springen? “Nog even wachten, Drop. Nog even…”

Er komt een fietskar uit de poort met een duwstang zodat je er ook mee kan wandelen. Een flesje water, een opvouwbaar bakje, een korte riem, een lange riem. Ik snap er geen bal van. Dat heb ik toch allemaal niet nodig? Laten we gewoon gaan begroeten en dan een wandeling maken zonder poespas. Wat staan we hier dan toch te dralen met z’n allen?

En dan, om de hoek van de auto, ik keek er bijna over heen, staat een humpty dumpty. Een piepklein viervoetertje kijkt schuchter om de hoek. Het heeft een gestroomd velletje, vier witte sokjes, een wit puntje aan zijn staart en een grote witte vlek op zijn toet. Ik kijk naar mijn baasje en weer terug naar dit kleine boxertje. Ik zie mij zelf! Zelfde tekening op zijn kop. Oké, misschien net iets minder sproeten maar toch, die groeien nog wel. Hij houdt zelfs zijn koppie op dezelfde manier schuin. Ik ben het gewoon, maar dan een ieniemini versie. Een mini me!

Ik duw mijn snuit onder zijn kontje, ik begraaf zijn neus onder mijn tong. Een streep kwijl laat ik achter op het kleine ruggetje. Als je dan toch op mij lijkt, dan moet je ook maar naar mij ruiken. En zo gaan we samen op stap. Mini Me en ik, we lopen beiden voorop. Hij kijkt naar mij en ik naar hem. De dames met wandelwagen laten we achter ons. In het bos snuffel ik de route even voor, want je weet maar nooit wat er aan komt. Als Mini Me parmantig achter mij aan stapt, laat ik hem direct zien hoe je in de modder moet staan. Jong geleerd, oud gedaan.

Tijdens de rustpauze in het rulle zand, leer ik hem gaten graven, rollebollen , dennenappels zoeken en stoeien met de baas. Mini Me is niet bang uitgevallen en volgt mij op de voet. Ik leer hem ook direct dat oudere honden eerst mogen drinken en dat het kleine grut er later achteraan mag komen.

Op de terugweg wordt Mini Me in de wandelwagen gezet. “Nog te jong om ver te lopen”, zegt het baasje. Nou, daar denkt het kleine monster anders over en haalt alles uit de kast om weer uit het karretje te komen. Blaffen, gillen en protesteren. Nee, aan zijn stembanden mankeert hij niets.

In de tuin van Max, waar nu Mini Me is komen te wonen, racen we achter elkaar aan. Hij laat mij zien waar de beste verstopplekjes zijn. Ik laat hem zien dat ook twee jarige boxers zich nog heel klein kunnen maken. Als we samen liggen in het gras, geeft hij mij een kusje op de neus. Ik lebber zijn hele hoofdje af. Ik laat hem over mij heen lopen terwijl ik zachtjes aan zijn oortje knabbel. Ach, zo ben ik ook geweest, ondeugend, druk, doenerig en alles uit proberend. Eerlijk gezegd, zo ben ik nog steeds, alleen met ietsjes meer ervaring, Terwijl Mini Me op mijn staartje kluift, krijg ik een aai van mijn baasje. “Leuk hè, Droppie en wat lijkt hij op jou.

En met een grote glimlach op mijn harige lippen kan ik alleen maar denken… wat zielig voor de nieuwe baasjes, want dan krijgen zij er nog heel wat mee te stellen!


1 reactie

Hanneke · 17 augustus 2021 op 09:11

Wat een heerlijk verhaal. Wat gaat het gauw dan. Wat zal je je groot vorken Drop! Het brengt wel verantwoordelijkheid! Niet alleen maar stoute dingen leren he?

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *