Het is dinsdagavond, clubavond. Ik zit op het veld te wachten op de hoelahoopmeiden. Nova, Noa, Famke, Missy, Tess en Luna zijn bijzonder getalenteerde boxerteefjes die mee doen met hooperles. Als zij op het veld komen, dan kan de lol beginnen. En meestal begint het met een hoop herrie. In mijn verhaal van vorige week schreef ik over Donna de herder die dagelijks om 7 uur ‘s ochtends mijn oren vol blaft. Nou zijn boxers over het algemeen geen blaffers, maar Luna, één van de hoelahoopmeisjes blaft zodra de achterbak van de auto open gaat en zij het veld betreed. Het blaffen stopt als de les klaar is en zij weer in de auto zit. Er is al van alles geprobeerd om Luna te kalmeren, maar tot nu toe geen enkel resultaat. Tot vandaag.
Ik had eerst niet in de gaten dat Luna het veld op kwam. Ik hoorde geen geblaf dus was ze één van de vele boxers die op de clubavond aanwezig is. Niets bijzonders, geen gekkigheid. Totdat ze naast me kwam zitten om te wachten op haar beurt. Ze fluisterde in mijn oor “goedenavond Drop” en ik schrok mij een hoedje. Geen lawaai, geen geblaf, gewaf of getoeter. Alles goed met je Luna? Heb je je tongetje op gegeten? Zijn je stembanden met vakantie of heb je een geluidsdemper ingeslikt? Ik kijk nog een keertje naar haar. Misschien vergis ik mij en is het een Luna lookalike, maar nee, ze was het echt en stil. Doodstil.
Zachtjes, zo zachtjes dat ik het bijna niet kan verstaan, vertelt ze mij haar verhaal. “Drop, ik ben met baasje op stap geweest. Hij zocht een vakantie adresje voor mij want ik kan niet mee dit jaar. Dus gingen we samen op pad naar een meneer die boxerliefhebber is. En graag op mij zou willen passen. Het halve land hebben we doorgescheurd om bij een boerderij uit te komen ergens in niemandsland. Bij het hek stond een man, zo uit de klei getrokken, klompen nog aan. Daarboven een corduroy broek met wijde zakken, een kabeltrui en een jasje met leren stukken op de elleboog.
Nou ken jij mij, hè Drop. Dus toen de achterbak van de auto open ging en ik deze meneer mocht begroeten, deed ik dat met heel veel lawaai. Ik trok mijn snuit open en produceerde toch een aantal decibellen. Ik denk dat ze het drie dorpen verderop het ook nog konden horen. Deze meneer, om de dooie dood niet bang, liep af mij af. Greep mij subtiel in mijn nekvelletje en blafte terug. En deze keer kon je het buiten de provinciegrenzen nog horen. Zo hard blafte die man in mijn oor. Ik werd er spontaan stil van. Ik moet zeggen, ik heb het die middag nog een paar keer geprobeerd. Gewoon om te kijken of ik het nog kon. Maar zodra ik mijn scheur opentrok, werd ik afgeblaft, verbaal op mijn nummer gezet met standje burenruzie lawaai. Niet normaal meer.
Maar wat riep die man dan naar je waardoor je niet niet meer blaft? Heeft hij je iets lekkers belooft? Of juist het tegenovergestelde? Weet je Drop, dat is nou het rare. Ik kon die man helemaal niet verstaan. Hij sprak een soort van Klompeveens dialect. Hij slikte klinkers en medeklinkers in om ze daarna weer uit te spugen. Maar hij slikte en spuugde met zoveel passie dat ik besloten heb mijn verdere leventje mijn mond te houden. Want als iemand zoveel lawaai kan maken, moet je daar alleen maar respect voor hebben.
Ik kijk Luna aan, mijn ogen vragend op haar snoetje gericht. Ga je nooit meer blaffen? Nee, want zelfs mijn baasje die toch echt geen talenknobbel heeft, oefent nu dagelijks zijn Klompeveens dialect. En zodra ik het geknauw en gesnauw hoor, klapt mijn bakkes dicht. Dus Drop, praat eens met mijn baas zodat jij ook Klompeveens dialect kan schreeuwen tegen Donna. Dat geeft een hoop rust op de vroege ochtend. Al fluister ik het zelf.
0 reacties