Zondagochtend, 12 graden buiten, een waterig zonnetje kruipt omhoog. Samen met mijn baasje loop ik over het uitlaatterrein op zoek naar mijn vriendjes. Op zondagochtend verzamelen we namelijk altijd om naar het bos te gaan met Nora, Milou, Djoeke en Riley. Maar dit keer zijn de plannen anders. “Nee, Drop, het wordt een korte wandeling. Je moet je krachten sparen. We gaan zo naar de Achterhoek meedoen met een Dog Survival.” Ik kijk mijn baasje aan en denk, ze spoort niet. Hoezo mee doen met een overlevingstocht? Is er gevaar dan? En mijn vrienden dan? Die rekenen op mij.
Maar baasje is onverbiddelijk, na een kleine drie kwartier wandelen taaien we al af. Hup naar huis, ontbijt er in en gaan met die banaan. In de auto krijg ik mijn tuig alvast aan. Dat belooft niet veel goeds. Mijn baasje heeft zich in haar strakke outfit gehesen. Zo’n lipleesbroek waarin je haar extra vetjes kan zien en een t-shirt. Normaal gesproken zou ze daar echt niet mee over straat gaan, maar blijkbaar is het nodig. Ze schaamt zich ook nergens voor.
Op plaats van bestemming aangekomen, krioelt het van de honden. Het geblaf is oorverdovend. Opwinding hangt in de lucht. Mijn staart draait overuren. Inmiddels heeft de baas haar riem vastgemaakt om haar middel. De veters van haar sportschoenen worden extra strak getrokken. We zijn er klaar voor. Met een enthousiaste aankondiging van de organisatie schieten wij uit de startblokken. We zullen al die herders en aanverwante artikelen wel even een poepie laten ruiken. Wij, in het koninklijk meervoud, wij boxers, kunnen ook survivallen.
Na 20 meter hardlopen struikelen we al over de eerste hindernis. De 10 meter brede sloot moet overgestoken worden. Mijn baasje hangt al aan het touw om af te dalen naar het water, terwijl ik mij bedenk dat het watertemperatuur maar 12 graden is. Dat weet ik omdat ik vanochtend nog even een slootje had meegepikt op het uitlaatterrein. Nee, baas, nee, dat is veel te koud en uit alle macht probeer ik haar weer op de kant te trekken. Er is geen beginnen aan. Baas duikt voor over het water in. De riem komt strak te staan. Ik neem een diepe ademteug en duik haar achterna, de sloot in. Ik moet haar redden. Met veel gespetter en geproest komen we aan de overkant. Graaiend naar een tak of een polletje gras voor houvast waarmee we ons op handen en voeten naar boven werken.
En daar staan we dan, nog geen 20 meter gelopen van de 5 kilometer run, nat tot op ons velletje. De buitentemperatuur is net zo hoog als het watertemperatuur, dus hop, in de benen voordat we kou vatten. We hebben gestept, kruiwagens geracet, pijl en boog geschoten, aan touwen gehangen en tonnen omver gerost. Met ons buik door de modder gekropen, onder netten door, door tractorbanden heen geworsteld en aan tractorbanden gehangen. Als kers op de taart hebben we nog een tochtje met de supboard gedaan. Dat was pas echt gaaf. Als stoere kapitein stond ik voorop, terwijl mijn baasje op haar knieën lag te roeien. Dat onderdeel wilde ik nog wel een keertje over doen.
Bij de laatste waterhindernis had ik er genoeg van. Ik begon net weer een beetje op te drogen en weer dook mijn baas het water in. Je doet het maar zelf, ik haak af en ik worstel mij uit mijn tuig. Uitdagend met mijn kop laag en mijn kont omhoog zwaai ik naar mijn baas. Zij staat tot haar middel in de drek. Ik hou mijn kontje droog. “Kan hij zwemmen, mevrouw, wordt er vanaf de kant gevraagd aan mijn baas. “Als de beste”, roept ze terug en voordat ik het weet, krijgt mijn kontje een duw. Mijn voorpoten verliezen grip, mijn borstkas glijdt door de modder. Met snuit eerst verdwijn ik in het water voor de neus van mijn baasje. Vakkundig grijpt ze mijn nekvel. Wurmt mij weer in mijn tuig. Er is geen ontsnappen aan. Samen zwemmen we door de laatste sloot. Om aan de overkant de finishlijn al te zien. Juichend en springend gaan we onder het spandoek door. We hebben het gehaald. We hebben het overleefd! Wij, boxers, kunnen de hele wereld aan.
0 reacties