Zondagochtend 11.00 uur. We zijn aangekomen bij het strand of beter gezegd bij de parkeerplaats van het strand. Het is er druk. Het lijkt wel of iedereen wil genieten van één van de laatste dagen van het mooie jaar. Ik mocht de bal niet meenemen uit de achterbak en sta nu een beetje bozig te dralen bij de auto. “Kom nou baas, laten we gaan. We zijn er bijna. Blijf toch niet hangen hier op die stenen. Er is hier toch niets te zien.” Maar baasje verzet geen stap. “Geduld Drop, geduld is een schone zaak. Nog even wachten en dan komt de verrassing.”
Verrassing, verrassing, ik hou helemaal niet van verrassingen. Terwijl ik sta te mopperen, zie ik haar komen. Zomaar. Ik herken haar direct. Mijn voorpoten gaan plat op de grond. Mijn kont hoog in de lucht en mijn staart draait overuren. Ik kijk nog even naar mijn baasje. Mijn hele hoofd straalt pret uit. Ze is hier. Zomaar. In mijn nieuwe woonplaats aan het strand. Donna, mijn witte herder vriendin van het losloopgebied uit Hoevelaken. Terwijl Donna nieuwsgierig om haar heen kijkt om te ontdekken waar ze is na ruim een uur rijden, probeer ik haar plat op haar bekkie te kussen. Ik doe een poging mijn natte neus onder haar billen te zetten. Ze is het toch. Ik zie het, ik ruik het, ik voel het in mijn hele lichaam. Mijn lijf lijkt ondertussen een eigen willetje te hebben. Ik spring, ik draai en gooi vier poten in de lucht. Oh baas, ze is het echt. Mijn Donna is zomaar hier.
Gezamenlijk lopen we de strandafgang af. Zodra de riemen losgekoppeld worden, stuiteren we over het zand naar beneden. Ook Donna heeft eindelijk door dat ik het ben. We komen hele groepen honden tegen, maar ze heeft alleen nog maar oog voor mij. Ik negeer alle andere honden en heb alleen oog voor haar. En dan komt het, het vertrouwde geblaf, want weet je nog, Donna was onderdeel van Tetter en Toeter. En ik kan je vertellen, de toeter doet het nog. Anderhalf uur hebben we achter elkaar aan gejaagd, gezwommen, stokken gesjouwd en gegraven. Ik, met mijn bek vol kwijl en Donna met haar bek vol geblaf.
Als we terug gaan naar de auto heb ik moeite met afscheid nemen. Het was zo gezellig en zo lang geleden. Maar bij ons huis aangekomen, blijkt dat Donna en haar baasje ook mee naar huis zijn gekomen. Mijn begroetingsritueel begint weer van voor af aan. Ik spring, stuiter, lik en duw alsof ik haar in geen jaren gezien. Samen stuiteren we het huis door en laat haar alle verstopplekjes zien.
En dan … dan is het echt tijd om afscheid te nemen. Ik loop mee naar de auto van Donna’s baasje. Ze trekt de achterdeur open en ik spring erin. Want ja, als Donna naar huis gaat, ga ik ook mee. Terug naar mijn vorige woonplaats. Baasjes zware stemgeluid sommeert mij uit de auto, zodat er ruimte is voor Donna om op de achterbank te klimmen. En dan, zomaar vanuit het niets, komt Bandoe aanwandelen. De Franse bul van de overburen. Hup, hij springt bij Donna op de achterbank. Ik trek verbouwereerd mijn wenkbrauwen omhoog en spring er dan ook maar bij. Het kan toch niet zo zijn dat Bandoe mijn vriendin in pikt. Is íe nou helemaal van de pot gerukt?
Met twee grote stappen staan zowel de buurman en als mijn baasje weer bij de auto en ze brullen “Deruit Drop! Deruit Bandoe! Heren toch, deze jongedame gaat alleen terug naar huis en jullie, ja jullie, wonen hier. Vort, de tuin in allebei. Jij naar de ene kant en jij naar de andere kant.”
Met hangende pootjes druipen we af, Bandoe en ik. Daar gaat ze, mijn Donna, mijn toetertje, mijn witte harige spookje. Ze belooft snel terug te komen. Ondertussen slaap ik een gat in de dag en ook in de nacht. Wat vermoeiend zo’n vriendin, maar zoooooooooo leuk.
0 reacties