Mijn hele leven woon ik al in dit dorpje. Lekker rustig, niets aan de hand dorpje. Maar een paar keer per jaar staat dit kleine dorpje volledig op z’n kop. Dan worden de eerste biertjes al voor de lunch naar binnen geklokt en kruipen de inwoners onder hun steen vandaan en wordt iedereen verrast over de hoeveelheid mensen die blijkbaar in dit dorpje wonen. Tijdens Koningsdag zie allerlei kinderen op een kleedje zitten terwijl de volwassenen aan de statafels hangen bij de muziek. Bij de Dorpsdag is het nog lang onrustig in het centrum en bij de kermis zie je in ene allerlei jongelui waarvan ik het bestaan niet wist.
Voor mij zijn zulke dagen hoogtepunten in mijn dorpsleven. Hoe meer mensen, hoe meer aandacht ik krijg. En je weet, ik doe alles voor een aai en een kriebel achter mijn oren. Deze week was er kermis. De wind stond gunstig dus de muziek was al van heinde en ver te horen. Kneiterharde housemuziek en lekkere Hollandse meezingers. Voor mij kan er niet genoeg herrie zijn. Dus bij het avondrondje sleur ik mijn baasje richting het centrum. Er is iets te beleven, blaf ik tegen hen. En daar moet ik bij zijn.
Aangekomen op de parkeerplaats achter de supermarkten flitsen de lichtjes je al tegemoet. Mocht je nog geen epilepsie hebben, dan krijg je het wel ter plekke. De muziek schalt uit de luidsprekers. Een fatsoenlijk gesprek is niet meer te voeren. En dan het publiek. Ik heb werkelijk nog nooit zoveel jongeren tussen de 14 en de 24 bij elkaar gezien. Woont dit echt allemaal in ons dorp? Ze staan, hangen en zitten op en rondom het kermisterrein. Baasje mompelt; “Kom op Drop, dit is toch niets voor ons. Moet eens kijken wat een drukte, en dan die pokkeherrie. Hier hebben we toch niets te zoeken. Ga je mee naar huis?” Maar ik zet vastberaden door en loop onverschrokken tussen de hekken door naar de attracties. Er wordt gegild, gezwaaid, gelachen en geschreeuwd. Ik word er opgewonden van en duik de menigte in. Vooraan sta ik bij een octopus, ik zet mijn poten tegen het hek bij de ingang van een draaiende bank met gillende meiden. Ik duw iedereen opzij om vooral te kunnen kijken naar springende kinderen op reuzetrampolines. Mijn baasjes schudden hun hoofd meewarig. “Dit is toch geen hondenspeelplaats. Kom op Drop, je zakgeld is trouwens toch op.
Dan zie ik de botsauto’s. Geweldig! Mijn baasje heeft moeite om de riem vast te houden. Bij elke botsing spring ik naar voren. Ik wil ook in zo’n karretje. Zet mij maar achter het stuur. Kordaat maken mijn baasjes korte metten met mijn wilde spongen en vooral mijn wilde gedachten. Mee naar huis moet ik. Elke kans die ik krijg om mij weer om te draaien richting kermis neem ik waar. Mijn lijf protesteert tegen de aanpak van mijn baasjes. Op de kermis wil ik zijn, bij de actie en de reuring.
“Je maakt maar een kermis met je vrienden op het uitlaatterrein” roept mijn baasje. “Kost je niets en is een stuk veiliger”
Nou, dat hebben ze geweten, die baasjes van mij (en de baasjes van mijn vrienden) De volgende ochtend was het bal. Nora, de labrador en ik deden een partijtje touwtje trek. Mijn vriendinnetje Donna, de witte herder speelde botsauto met Bolt, een soort newfoundlander. Zoe, de Duitse herder ging eendjes vissen en Saar, die lieve rustige Saar, stond als een muurbloempje te wachten tot ze mee werd gevraagd in draaimolen. Thor, (een soort St. Bernard achtig iets) de jongste van het stel, was net te klein om mee te doen met de grote jongens en kreeg met enige regelmaat met mij aan de stok als hij ook wilde touwtje trekken.
Een uur lang hebben we met elkaar het uitlaat terrein omgebouwd tot kermisattractie. De herders zorgden voor de muziek en we raceden zo hard achter elkaar aan dat de baasjes geen seconden met de ogen konden knipperen of we waren al weer van richting veranderd. Anderhalf uur later was ik thuis, bekaf, doodmoe en vooral met veel blub aan mijn lijf. Kermis is leuk, kermis is geweldig. Wanneer komen ze weer?
0 reacties