‘Ben jij wel eens bang, Drop?’ Ik trek mijn wenkbrauwen op. ‘Hoe bedoel je kleintje?’, vraag ik aan één van de puppies die naast mij zit. ‘Gewoon bang, je weet wel, voor die grote plastic bakken die eens per week aan de weg worden gezet. Die bakken worden dan in zo’n machine gezet die alles flink schudt en weg is de inhoud van de bak. Stel dat ik in zo’n bak terecht kom, gewoon per ongeluk. Dan verdwijn ik ook in de buik van die schudmachine.’ ‘Of, of…’ stottert één van de andere puppies, ‘als er zomaar een plastic zak over de weg waait, daar ben ik bang voor want stel je voor dat die zak tegen mijn ogen waait, ik dan niets zie en zomaar wordt overreden door een kinderstep! Doodeng’. ‘Ja, Drop, ben jij wel eens bang?’
Om mij heen hebben zich de puppies van de boxerclub verzameld. Momenteel zijn ze met z’n zessen in de leeftijd van 14 weken tot een half jaar. Met prachtige namen als Elvis, Ollie, Lulu, Flynn, Doerak en Dapper. Prachtige boxertjes in allerlei kleuren . Ze zijn allemaal net de wereld aan het ontdekken en dan kan soms beangstigend overkomen. ‘Mmmm, of ik wel eens bang ben?’ ‘Ach, weet je wat het is, kleintje, als je later groot bent, zoals ik, dan word je vanzelf boelkloedig, ehh, koelbloedig en onbevreesd. Je bent tenslotte een boxer, toch?’ Nee, ik ben nergens meer bang voor…
Mijn baasje, die ongestraft mee zit te luisteren naar mijn gesprek met de puppies, begint hard te lachen. “Jij, zegt ze, “jij? Nergens bang voor? Ach Drop,” en ze priemt met haar dikke vingers richting mijn borstkas, “waar zat jij vanochtend toen ik aan het stofzuigen was? Nou? Lag je lekker in de mand te slapen of zat je misschien te bibberen bij de kelderkast?” ‘Ik ben helemaal niet bang voor de stofzuiger,’ zeg ik, ‘tenminste niet als de stekker niet in stopcontact zit. Dan mag dat ding best in de woonkamer staan. Ik ben er ook niet bang voor als er een mondstuk aanzit. Die vind ik dan nog wel grappig en nodigt uit tot spelen. Als alleen de slang uit de stofzuiger komt, ja, dan wordt het andere koek. Die slang zuigt van alles naar binnen. Al mijn losse haartjes op de grond. Wat nou als die slang ook de haartjes rechtstreeks van mijn prachtige lijf opzuigt? Loop ik dan voor schut en word ik uitgescholden voor een naakthond? Nee, mij niet gezien, als de stofzuigerslang in de buurt is, kruip ik weg in het verste hoekje.’
‘En vanmiddag dan?’ Als mijn baasje op dreef is, dan haalt ze ook alles uit de kast om mij voor schut te zetten. ‘Vanmiddag, toen ik de fietspomp uit de schuur haalde, waar had je je toen verstopt? Onder de kapstok achter mijn lange jas?’ ‘Ja maar baasje, de fietspomp, dat is ook al zo’n eng ding met een slang die zuigt en sproeit. Het ding mag dan wel kleiner zijn dan een stofzuiger maar straks bevestig je die fietspomp op mijn pielemuis en wie weet wat er dan gebeurt?’
Tja, laten we het dan maar niet over de tuinslang hebben, hè Drop. Ook daarvoor ga je op de loop. Zodra ik de kraan open zet en er komt water uit de slang, zit jij bij de buren binnen.
Ik draai mijn rug naar mijn baasje en kijk de puppies aan. “Jongens, even voor de duidelijkheid, ik ben nergens bang voor, voor niets, voor niks, nada, noppes. Ik ben een grote stoere boxer en dat worden jullie later ook. Luister maar niet naar mijn baasje. Ik heb alleen een klein fobietje, genaamd Ofidiofobie, een angst voor slangen. Ooit ontwikkeld doordat mijn baasje mij achterna zat met een komkommer toen ik klein was. Het ding bleek rot te zijn en knakte doormidden. Het sap spoot eruit, zo tegen mijn lijfje aan. Doodeng. Sindsdien vermijd ik alles wat lijkt op groot uitgevallen komkommers, slangen, slangetjes en alles wat zuigt of klopt.
Maar niet verder vertellen hoor… dat is niet goed voor mijn imago ….”
0 reacties