‘Vrede op aarde’ is natuurlijk de kerstgedachte die ik het hele jaar met mij meedraag. Om die reden bemoei ik mij eigenlijk nooit met onenigheden van mijn vriendinnen. Hebben zij behoefte aan een potje snauwen en grauwen, dan sleep ik nonchalant een stok in het rond en bemoei mij nergens mee. Ik trek geen partij, sterker nog, ik maak mij razendsnel uit de poten als er storm op komst is. Ook als andere honden mij niet zo vriendelijk aan kijken, dan loop ik de andere kant op. Ik ben geen vechtersjongen. Niet aan mij besteed.
Ja, er zijn zelfs mensen die mij bijzonder rustig vinden voor een boxer. Ik spring niet overmatig veel en over het algemeen loop ik ook niemand ondersteboven. Over het algemeen dan… dus niet altijd.
Neem nou deze kerst. Ten eerste kwamen alle puppenkinderen van het baasje thuis, met aanhang en dan ook nog eens tegelijkertijd. Mijn staart draaide overuren en ik wist van gekkigheid niet op wiens schoot ik als eerste moest zitten. Uit pure wanhoop ben ik zomaar op de bank gesprongen om mijn lijf tussen de mannen in te duwen. Mag natuurlijk niet van het baasje, maar ik kon het niet helpen. Mijn eigen enthousiasme overdonderde mij zelfs.
Dus toen de rust eindelijk weer was gekeerd en het huis weer alleen van de baasjes en mij was, heb ik heerlijk liggen snurken. Baasje ging de ontplofte keuken opruimen en rommelde in de la. “Waarom hebben we dit nooit aan Drop gegeven?, hoor ik mijn baasje tegen haar echtgenoot zeggen. “Weet je nog dat Arie (boxer 1) er uren op kon liggen sabbelen? Vooral dat puntje vond hij heerlijk, totdat de lucht eruit was, dan moest hij het inleveren. En Toby (boxer 2) die kon zo goed hooghouden. Hij hield zich er rustig een hele middag zoet mee. Spelend en gooiend door de huiskamer. Zo lief. En BoRies (boxer 3) die liep met het tuutje rond in zijn bakkes, alsof hij de hele dag feest wilde vieren. Dus waarom hebben we dit nog nooit aan Drop gegeven?”
Ik lig in mijn mand en kijk naar mijn baas. Ze heeft een flubberrubber in haar hand. Roze van kleur. Terwijl ze het flubberrubber tussen haar vingers uit elkaar trekt en het laat knallen, schiet ik overeind, mijn koppie scheef en mijn spieren gespannen. Wat is dat? Dreigt er gevaar? Baasje trekt nogmaals aan het flubberrubber. Ik sta inmiddels rechtop in mijn mand. Mijn oren liggen plat op mijn kop. Mijn hele lijf is in opperste paraatheid. Baasje zet het flubberrubber aan haar mond en begint te blazen. Als er langzaam een balvorm uit haar lippen komt, lanceer ik mij zelf uit mijn mand en spring met vier poten tegelijkertijd tegen haar borstkas. Mijn snoet ramt haar mond en ik doe verwoede pogingen om het flubberrubber tussen haar lippen vandaan te pulken. Baasje ligt inmiddels op de grond in de keuken. Haar handen voor haar gezicht om zich te beschermen tegen mijn pogingen om die groeiende flubberrubber van haar weg te krijgen. Want straks wordt ze opgegeten door dat rare spul. Heeft ze de rest van haar leven van die opgeblazen lippen op haar toet.
Ik word in mijn nekvel gepakt door grote baas. Zijn “ZIT” is oorverdovend. De woorden die er achteraan komen, kan ik helaas niet op papier zetten. Het is in ieder geval niet in lijn met de kerstgedachte.
Als mijn baasje weer overeind krabbelt, zie ik de schade. Grote krassen van mijn nagels in haar hals en een striem op haar wang. Het flubberrubber is niet meer te vinden. De grote bal is ook verdwenen. Ik heb de vijand verslagen, denk ik bij mijzelf. Ik heb mijn baasje gered van een gênant leven van opgespoten lippen en het mikpunt van spot. Ik verdien een lintje!
De rest van de avond moest ik verplicht in mijn mand blijven. Grote baas heeft lang gebromd en wierp mij boze blikken toe. Baasje zelf is zich gaan smeren met allerlei zalfjes. En ik… ik snap er niets meer van… Gedraag ik mij eindelijk als een boxer, is het weer niet goed.
0 reacties