Tussen de middag loop ik vaak met baas en bazinnetje over het industrieterrein. In het verste hoekje van het terrein, op de groenstrook achter de gebouwen waar geen verkeer is, mag ik dan vaak los. Aan de ene kant staat een groot kantoor, aan de andere kant ligt een sloot. Achter de sloot staat een Doe Het Zelf winkel. Mijn baasje gaat daar met regelmaat heen en ik mag dan mee naar binnen. Geen probleem, netjes aangelijnd voor het geval mijn baasje verdwijnt achter één van de vele schappen.
Vandaag waren ze met z’n tweeën op stap, baas en baasje dus. En ik dartel er tussen in. Ruik hier eens aan een sprietje, til mijn poot op voor een rietstengel en zet mijn neus aan de grond.
Grote baas loopt een eindje vooruit. Dat doet hij eigenlijk altijd. Misschien heeft hij haast of wil hij simpelweg niet gezien worden met het baasje. In ieder geval, hij loopt vooruit. Mijn baasje is aan de telefoon. Werk dit, werk dat. Even snel dit, even snel dat. Geen probleem, ik ga gewoon mijn eigen gang. Dan zie ik in een ooghoek dat de grote baas aan het einde van de groenstrook om de sloot heen loopt en terug loopt richting de winkel. Ik kijk naar hem en naar het baasje. Zij heeft niets in de gaten. De telefoon ook, neemt alle aandacht weg. Ik sta in dubio, bij het baasje blijven of toch achter de grote baas aan. Wat moet ik nou, wat moet ik nou? En terwijl ik sta te treuzelen zie ik dat het baasje wordt opgeslokt door de deuren van de winkel. Echt, ik zeg het je, de deuren gingen open, baas ging naar binnen en de deuren gingen weer dicht. Baas is foetsie, weg, pleitos, totaal verdwenen. Ik voel een lichte paniek opkomen. Wat nou als hij niet meer terug komt, wat nou als de winkel hem heeft opgegeten, wat nou als er iets gebeurt met de baas en niemand weet het?
Ik ga hem redden, heb ik besloten en daarvoor kies ik de kortste weg. Met een aanloop spring ik in de sloot. Met een grote plons beland ik midden in de drab, met kroos en water. Ik zwem naar de overkant en krabbel op helling er weer uit. Rechtstreeks ga ik op de winkeldeuren af. Ondertussen hoor ik mijn baasje roepen aan de andere kant van de sloot. Negeren , denk ik bij mijzelf. Ik kan maar één baas tegelijkertijd redden. Bij de Doe het zelf zaak aangekomen vliegen automatisch de deuren voor mij open. Ik struikel naar binnen en schud mij uit midden in de zaak. De drab, het kroos en het water beland keurig op de grond. Nu is het een kwestie van de juiste geur zoeken. Waar is de baas?
Gangpad na gangpad struin ik door de winkel. Gelukkig laat ik een flink spoor na van nattigheid, dus ik hoef niet twee keer dezelfde weg te lopen. Waar zit die baas toch?
Dan verschijnt er in de deuropening mijn baasje. Staat ze daar als een ordinair viswijf te gillen dat ik moet komen. En ik denk, rustig, rustig… je ziet toch wel waar ik ben? Volg gewoon het spoor. Er ligt genoeg.
Enfin, lang verhaal kort, baasje heeft mij in de nekvel gepakt en buiten de deur vastgezet aan mijn riem. Toen is zij grote baas gaan redden. Even later kwam ze beiden de deur weer uit met in het kielzog een medewerker van de Doe Het zelf zaak.
En mijn baasje maar excuses maken voor de overlast en ik, ik dacht… hoe zo overlast? Ik was op een missie, ik redde mijn baas omdat mijn baasje weer eens niet op stond te letten. Ik heb een spoor gemaakt zodat ik niet kon verdwalen. Hoe goed ben ik wel niet bezig geweest. Overlast… pffff, volgende keer doet ze het maar zelf.
0 reacties